Op veel historische boeren erven kom je ze tegen: erfbomen. Aangeplant als solitair, of juist in groepsverband. Vaak uitgegroeid tot imposante beeldbepalende exemplaren, soms zelfs met een monumentale status. Soms kwijnend, door veranderde omstandigheden in de directe omgeving van de boom, waardoor er ergens schade ontstaan is.

Vanuit historisch oogpunt hebben erfbomen vaak een interessant verhaal te vertellen dat niet los te zien is van de plaatselijke omstandigheden, gebruiken en de economische situatie in de tijd dat ze geplant zijn.

Het soort boom en de eventuele groepering ervan geeft vaak aan of het om het nut van de boom(groep) of om de status van de eigenaar ging: de boom als statussymbool. Boom en boerderij kunnen niet los van elkaar gezien worden: ze zijn samen groot geworden en zijn, als het goed is, nog steeds in dialoog met elkaar.

Wie zelf een (historisch) erf heeft of koopt, heeft met de aanwezigheid van de erfbomen een leidraad en inspiratiebron in handen bij het her-ontwerpen of restaureren van het erf.

Een vakkundige vitaliteitsbepaling en eventueel noodzakelijk onderhoud van de bomen zijn hierbij een vereiste om deze vaak kolossale groene juwelen ook in de toekomst te kunnen laten floreren.

Bomen op een erf werden in beginsel nooit zomaar aangeplant. In de situaties dat keihard werken op de boerderij de enige manier was om een gezin in de basisbehoeften te kunnen voorzien, dienden bomen enkel het nut. Ze werden aangeplant aan met name de voorzijde van de boerderij om daar schaduw te geven aan het jongvee (‘kalverweitje’) of om als gesnoeide boom dicht tegen de gevel van de boerderij geplant. Prachtig als ze eenmaal oud en knoestig zijn, maar feitelijk puur voor het nut aangeplant beschermen ze een dikke eeuw later nog steeds tegen teveel direct zonlicht in het voorhuis.

De mooie bijkomstigheid van knotbomen was het geknotte hout, dat je jaarlijks of om het jaar knot en dat als prima veevoer kon dienen, met name in de karige winters.

Op de zandgronden zijn het vaak eiken en een enkele linde die voor een belangrijk deel het historische gezicht van het erf bepalen, sterk en bruikbaar als ze zijn. Ze zijn als solitair of in groepsverband geplant. Kromgebogen door de wind en de zwaarte van hun eigen kroon zijn ze stille getuigen van generaties lang werken en leven. Wie goed ‘in het hout zat’ – tussen de bomen – , had het goed bekeken.

De brandbare rieten kappen die veel nu nog steeds te bewonderen negentiende-eeuwse boerderijen kenmerken vroegen om een bliksemafleider in de vorm van een solitaire boom, vaak op enige afstand van de boerderij geplant. Hiervoor werd vaak een eik gebruikt. Hier en daar zie je nog wel eens een forse eik – soms met bliksemschade! – in de buurt van de boerderij staan.

Ook hoogstamfruitbomen, solitair of in groepsverband aangeplant, zijn op veel erven nog steeds gezichtsbepalend, al worden zij vaak minder oud dan bijvoorbeeld een eik, beuk of linde. Fruit was hun enige doel, schoonheid was een mooie bijzaak.

Daar waar het de boeren met name in de negentiende eeuw economisch voor de wind ging, werd dat niet alleen zichtbaar in de steeds grotere en rijker vormgegeven boerderijen. Ook de erven profiteerden van de welvaart. Meer geld betekende meer tijd, en tijd betekende de mogelijkheid om aandacht aan de tuin te besteden, een luxe in die tijd.

Bijzondere bomen zoeken en kopen werd al in de achttiende eeuw een populaire bezigheid, en dat is het nog steeds. Landschapsarchitecten en ‘plantenjagers’ van weleer hadden hierin een belangrijke rol: zij hadden connecties elders in Europa en konden je vertellen wat voor die tijd mode was of niet. Wie wel eens door de kleipolders in noordoost Groningen gereden is of langs de indrukwekkende historische boerderijen in bijvoorbeeld Ruinerwold, De Wijk en IJhorst kan deze erven met hun prachtige bomen niet missen. Het gaat vaak om selecties van de soorten zoals men die al kende maar dan met bijzonder gekleurd blad: bont, bijvoorbeeld, of een bijzondere vorm, zoals treur- of zuilvormig.

Het functionele erf werd zo deels omgevormd tot een tuin waar de groene rijkdom groeide en tot bloei kwam. Niet omdat het nuttig was, maar omdat je er aanzien mee kreeg en de wereld er weer een stukje groter door werd. De functionele bomen maakten plaats voor bijzonderdere soorten en variëteiten. Goudiepen, bontbladige essen, rode beuken; het zijn allemaal bijzondere selecties van de gewone boomsoorten die toen hun intrede deden.

Ook nieuwigheden als robinia en tulpenboom, afkomstig uit andere streken elders in Europa,  werden populair en zijn ondertussen algemeen geworden. Prominent als solitair voor de boerderij geplant zijn ze nu, soms meer dan honderd jaar later, nog in volle glorie te bewonderen. De verkrijgbaarheid en modegrillen van toen bepalen nu nog het erfbeeld.

Vraag je bij het restaureren van een erf en boerderij af of de functionele bomen of sierbomen die er wellicht ooit gestaan hebben nog passend zijn of dat een keuze voor een boom elders op het erf of in de tuin misschien beter aansluit bij de huidige functies. Zodat ook de nieuwe jonge boom in volle glorie kan schitteren en van nut kan zijn, tot in lengte van dagen.

Welke bomen horen bij het tijdperk waaruit de gevel of de rest van het erf stammen? Sluit daar bij aan om tot een harmonisch geheel te komen: eenheid tussen gebouw, erf en boom.

En: welke bomen passen van nature bij deze streek? Het antwoord op die vraag is een goede graadmeter om tot een duurzaam en groeizaam resultaat te komen. Iedere streek heeft zo zijn eigen kenmerkende erfbomen. Dit hangt vaak samen met de bodem: niet alle bomen groeien namelijk van nature overal even goed. Kies daarnaast voor oude selecties en soorten, om te voorkomen dat de boom gaat lijken op een hedendaags souvenir uit vroeger tijden.

En vergeet niet: ‘boompje groot, plantertje dood’ is in deze tijden, waarin er ook al wat grotere bomen van prima kwaliteit aangeboden worden, al lang weer achterhaald! Plant uw eigen groene juweel, want wie een boom plant, die heeft de toekomst!