Toen omstreeks, zestiende en zeventiende eeuw het stenenhuis (Stinsen) haar verdedigbare karakter had verloren, kwam de raamopening in ontwikkeling. De eisen waren eenvoudig. Weersinvloeden buitenhouden en een veilige binnen situatie creëren.

In het begin was de nieuwe raamopening onwennig, door kou en tocht was het verre van aangenaam. En het optimum moest gevonden te worden tussen lichtdoorlatendheid en het weren van weersinvloeden.

De eerste openingen werden dichtgezet met huiden en kleden om de kou te weren. Later werden deze vensters dichtgezet met o.a. varkensblaas, die enigszins beide functies vervulden, licht doorlaten en kou en regen weren. Toen eenmaal het glas als materiaal werd geïntroduceerd kwam het venster echt tot leven.

In de architectuur is het bekend dat de doorontwikkeling van het raamwerk gekoppeld is met de technische doorontwikkeling van de glasfabricage. De strijdt naar een steeds groter glasoppervlak en dus kleinere roedes was begonnen.

Het kloosterkozijn

Het creëren van een raamopeningen was zeker in het begin bouwkundig complex en onwennig. Om een overspanning in metselwerk te creëren had men een latei (draagbalk) nodig. De eerste raamopeningen werden gemaakt met natuurstenen lateien, voorzien van rondbogen in het metselwerk om de krachten af te voeren. Maar door het gebruik van natuursteen was de overspanning die men kon realiseren maar zeer beperkt.

Algauw kwam er een behoefte naar grotere raamopeningen en deze werden gecreëerd door middel van het verzwaarde kloosterkozijn. Zwaar dragend kozijnhout die met een traditionele pen en gat verbinding constructief aan elkaar werden verbonden. De pennen werden vastgezet met toognagels en droegen het gewicht van het metselwerk dat erboven zat.  Door het gebruik van ‘oren’ werden de dorpels verankerd in het metselwerk. Een afgeleide van het kloosterkozijn is het bekende kruisvenster. Dat bij Amsterdamse huizen voor het eerst gebruikt werd in de 2e helft van de 17e eeuw.

Na de introductie van het kloosterkozijn kwam niet veel later het raamwerk, of het raamkozijn. Want men wilde de mogelijkheid hebben om een raam open te zetten.

Het schuifraam

De behoefte om een raam open te zetten voor ‘het luchten’ werd mogelijk door bewegende delen in het kozijn te introduceren. Het schuifraam deed zijn intrede.

Het grote voordeel van een schuifraam constructie was dat de zwaartekracht zijn werk deed.  En dat er geen ‘scharnieren’ nodig waren voor de werking.

Glas heeft ook een grote invloed gehad op de doorontwikkeling van het schuifraam. In de ramen uit de 18e eeuw, zie je die doorontwikkeling terug. Het schuifraam ontwikkelde zich van 5 ruitjes op een rij, (de vijfdeling) naar de 4 deling en uiteindelijk naar de 3 deling. Tegelijk verhuisde ook de plek van de wisseldorpel van het vaste bovenraam. Uiteindelijk ging de ontwikkeling verder van een 2 deling (in het midden van de 19e eeuw) naar het bekende T-venster (de tweedeling) begin 20ste eeuw tot aan de een deling, zonder roeden.

Het dateren van schuiframen

Het aantal roedes, of verhouding van het glasoppervlak kan een eerste verkenning zijn om een historisch schuifraam te dateren. De ervaring leert dat bij historische gebouwen de raamwerken heel vaak werden hergebruikt en dus oud kunnen zijn. Bij het toepassen van een grotere ruit werden er roedes tussenuit gezaagd en werd het glas gevat in hetzelfde raamwerk. Interessant is dan om het raamwerk te controleren op de aanwezige ‘aanzetten’ van de roedes.

Daarnaast kunt u de leeftijd van een schuifraam vaststellen door het profiel te onderzoeken. Let dan vooral op de vorm en de bewerking van het toegepaste profiel. Bijvoorbeeld het ‘duvejager’ profiel werd vaak gebruikt voor 18e eeuwse schuiframen. Vanaf 1850 zien we alleen nog vensters die bestaan uit een tweedeling. Sinds die tijd doet ook het ojief als profielvorm zijn intrede. Veel later zien we het facet of het vellingprofiel terugkomen bij de jongere panden, van omstreeks 1920.

Bijzondere doorontwikkeling

Na de jaren ’60 zien we dat het schuifraam zich op een bijzondere manier hebben doorontwikkeld. Door de doorzonkamer gedachte worden vele roedes in schuiframen vervangen voor een grote ruit.  In het eind van de jaren ’70 ontstaat de toenemende behoefte aan energiezuinige woningen. En werd het enkel glas in schuiframen vervangen door ‘zware’ dubbelbeglazing. Vanwege het zware gewicht werd het onderste schuivende deel vastgekit. Tocht en koude val behoorde tot het verleden. Om nog een beetje ventilatie te creëren werd het vaste bovenraam ingewisseld voor er een uitzet of klepraam.

Bij het maken van deze nieuwe ramen raakten we ook het slanke raamprofiel kwijt. Daar kwamen ‘zware’ roeden voor in de plaats. Ook de historische afwerking en profilering verdween. Omdat bij de moderne ramen de omlijstingen te voldoen aan de richtlijnen van de KVT 95 (kwaliteit van houtengevelelementen).

Het schuifraam is weer terug!

De laatste jaren zien we de belangstelling voor het authentieke schuifraam weer terugkomen. Door meer inzicht in de bouwfysica en diverse studies naar een gezond binnenmilieu, blijkt dat het dichtkitten van schuiframen zonder ventilatie niet goed is. Bovendien zit het dubbelglas ook op de verkeerde plek. Namelijk in het koude deel van een massieve muurconstructie en niet in de geïsoleerde thermische schil. De kans op inwendige condensatie en vochtophoping bij vensterbanken en dagkant stukken is hierdoor groot.

Het schuifraam mag weer terugkomen inclusief de profilering met haar ranke raamomlijsting. De tendens is dat de zware dubbelglas ramen worden vervangen door enkelglas ramen met een hoger rendement. Door het lagere gewicht functioneert het schuifraam weer als vanouds, met touwen en gewichten of balansveren. Door sleepborstels en afdichtingsrubbers te gebruiken is het schuifraam bovendien tochtdicht en klaar voor de toekomst.

Modern comfort is gelaagd denken!

Om wooncomfort te verhogen of gelijk te stellen op nieuwbouwniveau is een gelaagde constructie de oplossing. Dit voorkomt ook koude val. In een gelaagde constructie werken schuiframen samen met achterzetramen en gordijnen. Daartussen ontstaan stilstaande luchtlagen, (bufferzones) die zorgen voor geleidelijke temperatuur overgangen.  Dankzij deze laagjes neemt de kans inwendige condensatie af en neemt het wooncomfort toe.

Naast verbeterde comfort is het terugbrengen van de uitstraling van het pand ook een belangrijk winstpunt! Een gevel die is voorzien van schuiframen ziet er natuurlijk en authentiek uit. Door het terug brengen van de schuiframen krijgt de gevel weer de oorspronkelijke uitstraling!