Vergane groene glorie?

Door de uitvinding van het prikkeldraad, zo’n driekwart eeuw geleden, in combinatie met de grootschalige ruilverkavelingen, zijn de meeste hagen en heggen in het agrarisch landschap verdwenen. Alleen direct rond en op de bijbehorende boerenerven kom je deze waardevolle groene erfelementen nog tegen.

Omdat zowel boeren, burgers en buitenlui de charme maar ook de historische functie en de ecologische kwaliteiten van hagen (en heggen) weten te waarderen, zie je ze op steeds meer plekken herplant worden.

Heg of haag?

De woorden heg en haag worden vaak door elkaar heen gebuikt. Wat is feitelijk het verschil? Met een haag wordt veelal een aantal keren per jaar  geschoren lijnvormige beplanting bedoeld. Deze kan uit een of meerdere soorten planten bestaan en heeft een dichte, vertakte structuur.

Met een heg wordt vaak een dichte rij struiken met daarin soms enkele bomen bedoeld die vrij mogen uitgroeien. De snoeifrequentie ligt veel lager: hooguit eens in de twee jaar of nog minder. Een heg is daardoor veel breder en losser van vorm en kan bloemen en vruchten voortbrengen. Een heg oogt veelal natuurlijker.

Heg of haag: beide zijn van oudsher op veel boerenerven te vinden, tot nut en genoegen van niet alleen de mens, maar vooral ook de vogels, insecten en kleine zoogdieren op het erf.

Functioneel of groene sier?

Waar hagen en heggen vandaag de dag voor al voor de sier, uit privacyoverwegingen, en om lelijke zaken te verbloemen worden aangeplant, werden hagen van vroeger uit  veelal niet voor de sier aangeplant.  Hagen waren bedoeld om grenzen te stellen en de levende have binnen dan wel buiten de (groenten)perken te houden. De minimale hoogte van de haag was afhankelijk van de reikwijdte van het vee: voor koeien moest een haag bijvoorbeeld zeker een meter hoog zijn om vraat aan de andere kant ervan te voorkomen. Daarnaast hebben hagen nog steeds een belangrijke wind brekende functie. Een heg, zeker een wat groter exemplaar, leverde daarnaast een aanvulling op het rantsoen van het vee in de vorm van takken en bladeren, een systeem dat langzaam weer herontdekt wordt.

Plek op het erf

Hagen werden in eerste instantie alleen daar geplant waar het noodzakelijk was: daar waar vee geweerd en wind gebroken moest worden. Vooral op het voorerf lagen de meest kwetsbare plekken: moestuin, boomgaard en soms bloementuin werden met een dichte haag goed beschermd. ‘Dubbel op’ was zonde van het werk: daar waar er bijvoorbeeld al een sloot liep kwam niet ook nog eens een haag te staan. Achter op het erf waren de hagen vaak breder en losser van opzet, voor op het erf moest het er wat netter uitzien.

Streekeigen

Iedere streek kent zijn eigen type en onderhoud van zijn hagen. De Brabantse maasheggen  – grotendeels bestaand uit meidoorn en bedoeld om vee tegen te houden –  zijn landelijk bekend. Ook de gemengde, vaak brede Zeeuwse hagen komen vaak ter sprake als het om hagen en biodiversiteit gaat. Veel (historische) Drentse boerenerven in de esdorpen kenmerken zich door de meidoorn- en later beukenhagen die er aangeplant zijn.

Bodem en streek als leidraad

De keuze voor een bepaald type haag werd vooral bepaald door praktische zaken: de planten moesten het op de aanwezige bodem goed doen, de planten moesten niet te duur zijn, bestand tegen wat vraat en bovendien voldoende voorradig zijn. Dan kwam je al snel uit op soorten die het in die streek in het wild ook goed doen, de zogenaamde streekeigen soorten.

Pas als de boerderijen gouden jaren doormaakten kon men afstappen van dit praktische principe en het oog laten vallen op meer bijzondere (sier)hagen zoals beuk, taxus en buxus. Waarbij met name van buxus sierlijke perken aangeplant werden.

Beukenhaag?

Vandaag de dag is de beukenhaag op nieuwe en oude erven populair; de prijs is niet gek hoog en het blad blijft heel lang aan de plant zitten, waardoor het tegengaan van inkijk en windkering goed zijn. Op veel oude erven is een beukenhaag echter een onbekende en werd pas veel later toegepast, veelal op erven waar het financieel voor de wind ging.

Hoe meer stekels, hoe beter

Omdat hagen veelal een vee kerende functie hadden werden vooral planten met stekels aangeplant zoals meidoorn, sleedoorn, hondsroos, egelantier. Stuk voor stuk onaantrekkelijk voor vee; wel worden de jonge toppen soms voorzichtig afgeknabbeld. Dat scheelt een snoeibeurt! De stekels maken de haag of heg tegelijkertijd tot een aantrekkelijke nestel- en verblijfplaats voor allerlei vogels en kleine dieren. Taxus werd en wordt in vee kerende hagen welhaast nooit toegepast vanwege de giftigheid ervan.

Ook kornoelje, haagbeuk, Spaanse aak en eik werden al dan niet gemengd toegepast.

Geef uw erf een levende groene kraag

Bent u op zoek naar een passend type haag of heg voor op uw erf, sla er dan eens een boek over historische erven uit de streek op na en maak eens een fietstocht langs een aantal historische boerderijen: dat geeft een goede indruk voor passende mogelijkheden voor uw eigen erf. De beschikbare ruimte en de plek op het erf zijn leidend, net als de grondsoort en het (oorspronkelijke) doel. Laat u inspireren door erf en landschap, en geeft uw erf daarmee een levende groene kraag!